Rijksoverheid

LMS

Antennemasten

Het C2000 netwerk moet volgens het programma van eisen een radiodekking buitenhuis van tenminste 95% bieden. Dekkingsproblemen kunnen door de hulpverleners worden gemeld bij de operationeel beheerder van het netwerk. Deze dekkingsproblemen en nieuwe dekkingsproblemen die ontstaan door wijzigingen in het landschap (bijvoorbeeld door nieuwbouw) worden waar mogelijk verholpen door het bijplaatsen van nieuwe antennemasten.

Een C2000-opstelpunt bestaat over het algemeen uit:

- een antennemast van 44 of 52 meter hoogte

- een daklocatie

- een bergruimte waarin zenders en noodstroomvoorzieningen aanwezig zijn

- een hekwerk ter afsluiting van de locatie (ingeval van een grondlocatie)

Waar de antennemast moet worden geplaatst om het dekkingsprobleem op te lossen wordt allereerst bepaald op basis van berekeningen. Om de exacte locatie te bepalen worden mogelijke locaties beoordeeld op aanwezige voorzieningen (stroom en telefonie) en de bereikbaarheid (voor plaatsing en onderhoud). Ook stedenbouwkundige overwegingen worden in overleg met de betrokken gemeente gewogen. De antennemasten worden bij voorkeur op gemeentegrond geplaatst. Indien er meerdere gelijkwaardige opties zijn, wordt altijd gekozen voor een locatie waar omwonenden zo min mogelijk last van de antennemast hebben.





Antennemasten van C2000 hebben een driehoekige open stalen structuur (‘vakwerkmast’).

Zij zijn er op gebouwd om windkracht 12 (orkaansterkte) veilig te kunnen doorstaan.

De hoogte van de mast is afhankelijk van de omgeving waarin hij staat.